Via Den Haag en Medemblik kwam hij terug naar Drenthe om in Smilde hoofd van de ulo-school te worden. Tot 1940 leverde hij vooral liedteksten, essays en dialectverhalen aan het maandblad Drenthe. Daarnaast trad hij veel op als voordrachtkunstenaars op bijeenkomsten van Drentse verenigingen elders in den lande. In 1928 schreef hij het lied Mijn Drenthe, dat spoedig de status kreeg van officieus Drents volkslied. Tijdens de oorlog werd hij correspondent van de Kultuurkamer en besliste mee over wat publicabel was. Na de oorlog zat hij gevangen tot 16 april 1947 en werd hem een publicatieverbod opgelegd tot 1 januari 1951. In 1953 meldde Uilenberg zich aan als lid van de Drentse Schrieverskring.

Bibliografie

1928 het lied Mijn Drenthe

1939 De bundel De olde jager

1943 Een bundel volksvertellingen voor jon en oud: In ’t schemeruur bij het knappend vuur

1942 De radiofeuilleton De familie De Boer

1952 Een De revue-achtig spel: Het Boerhoorn t.g.v. 50 jaar Boerenleenbank te Kloosterveen

1955 De nieuwe burgermeester

1961 De Trilogie Uit ’t oude kabinet  met de delen: de onderste lade, de middelste lade en de bovenste lade , waarin zijn jeugdherinneringen. In 1994 als één band weer uitgegeven door Het Drentse Boek.