Schrijvers 

Werd op 25 januari 1844 in de kluft (buurtschap) Broekhuizen geboren als zoon van Hindrik Geert Broekhuizen en Klaasje Roelofs ter Haar.

Hij bezocht de lagere school in Rogat en volgde daarna nog enige tijd avondlessen, waardoor hij onder meer Frans leerde. Evenals zijn vader koos hij voor het boerenbestaan. In 1870 vestigde hij zich midden in het dorp Koekange. Hij trouwde in 1875 met Geesje Schiphorst, afkomstig uit ‘de’ Oosterboer; hun huwelijk bleef kinderloos. Dankzij een vertrouwde eerste knecht en een boerendochter als vrouw liep alles gesmeerd op de boerderij en kon hij zich aan zijn liefhebberijen wijden.

Hij was voortdurend aan het studeren: sterrenkunde, wis- en natuurkunde hadden zijn grote interesse. Ook hield hij zich jarenlang met de politiek bezig. Van 1888 tot 1919 had hij voor het kiesdistrict Meppel onafgebroken zitting in de Provinciale Staten van Drenthe en van 1896 tot 1923 was hij raadslid van de gemeente De Wijk, waarvan vijf jaar als wethouder 9(1914-1919). Zijn betogen in Provinciale Staten schijnt hij dikwijls in dichtvorm gehouden te hebben.

Samen met P.C.J. Meys behoort Geert Broekhuizen tot de belangrijkste toneelschrijvers in de tweede helft van de 19e eeuw. Hij publiceerde ook onder het pseudoniem Uzipetus.

Broekhuizen interesseerde zich ook voor de lexicografie. Hij werd een belangrijk medewerker aan het woordenboek van dr. J. Bergsma, waarvan in 1906 het eerste deel als Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen verscheen.

Voor de rederijkerskamer De Morgenstond, opgericht in 1894, schreef hij zo’n veertig toneelstukken. Vele van zijn stukken bevatten een boodschap; op zijn manier stelde hij misstanden aan de kaak.

Geert Broekhuizen overleed op 14 september 1928 in De Wijk.

Bibliografie (beperkte weergave):

1874   Vier nieuwe pakken (toneelstuk) Onder de naam Uzipetus

1887:  Blijspel Jozef in den bonten rok.

          De professor van de heide; Blijspel in vier bedrijven;

1887:  Naar beter land. Toneelspel in drie bedrijven en een voorspel;

1894:  De vier lotelingen en Barbier brugwachten;

1915:  De Heksen Brouwketel. Schets in één bedrijf;

1919:  Blijspel In de laan der verliefden en zangspel Soort zoekt soort;

1921:  Het gespin bij Jan Berends;

 

Arm Schepertje

Daar gaat hij heen met lomen tred,
Breit aan een hoos, pas opgezet,
En laat zijn kloetschup slieren.
't Veld is bereikt, zijn schapendrom
Loopt ijvrig plukkend, om en om,
Maar 'Tee' bestuurt de dieren.
Schepertje, schepertje, heb jij 't gezien?
Horden boeren die op je loeren!
Hebben ze 't oog op uw heide misschien?
Hij komt waar eens de ruwe Kelt
Zijn 'flinten' stapelde in het veld
En klimt op d' oude stenen...
Hij spiedt in 't rond - zijn eindloos land
Wordt hem betwist aan alle kant!
Och, och, waar moet dat henen?
Schepertje, schepertje, raakje bekneld?
Vaarten en straten mag jij wel haten,
Want al die werken belagen jouw veld.
En als hij straks in 't ver verschiet,
In 't veld, zijn veld, een stoomploeg ziet,
Is al zijn moed verdwenen!
"Och arme schaopies, mit 'n hurt
Jag oe det spoekbeest al'maal vurt
En mij en Tee mit eenen!"
Schepertje, schepertje, ernst wordt het nu,
Want in uw wereld, immer bepereld,
Immer geloofd - is geen plaats meer voor u

#fc3424 #5835a1 #1975f2 #2fc86b #fevec9 #eef11217 #011213204254